[...]
Twijfelend staat ze op de steile oever.
Niet zeker of het ijs sterk genoeg zal zijn haar gewicht te dragen.
De ijzers van haar schaatsen drukken zichzelf steeds dieper de aarde in.
Dwars door het bevroren gras.
Als ze lang genoeg blijft staan beslist de kou voor haar.
Vriest ze vast aan de aarde.
Ze blaast in haar handen, wiebelt met haar tenen in de schaatsen.
Kijk nog eens om. Eén raam verlicht. Het huis, lokkend.
Het ijs is doorzichtig, het water zwart. Ze kijkt om. Weer terug. Weer om.
Ze krijg kramp in een teen. Een been. Mist rond haar been. Ze kijkt om.
Weer terug, weer om.
[...]
Fanny: Gewoon kwaad. Ik ben echt kwaad.
Olaf (tegen publiek): Misschien een nieuwe poging. Misschien… Als het al is zowieso na de zomer. (kijkt naar Fanny) Maar ook of Fanny het wil ja of nee.
Fanny (tegen Olaf): Ik weet het niet, van die overstimulatie ben ik gewoon heel erg geschrokken.
Olaf (tegen Fanny): Ok, ja maar dan kunnen ze wat doen om wat minder hormonen te geven van te voren.
Fanny (tegen Olaf): Ja, oke, maar dan is het nog geen garantie dat… (zucht)
Plus heel die IVF, heel die hormonen weer in je lijf, weer...
[...]
Voorzichtig leg mijn oor tegen het koude steen. Ik hoor het heel duidelijk.
De muur zucht. De muur is moe.
Ik ook, ik zucht terug naar de muur. Het baksteen kreunt onder de druk van mijn wang. Ik leg mijn lippen op een kiertje en sluit mijn ogen. Laat de vochtige lucht van de muur bezit van me nemen. Mijn handen duw ik in de muur. Steen voelt als water. De mortel ruist en vult mijn oren. Ik ga op in het zuchten van de zee. Laat mezelf zinken. Heel voorzichtig open ik klein spleetje van mijn rechteroog. Op mijn neus zit een spinnetje. Hij kijkt me aan met alle acht zijn oogjes. Glimlacht dan beleefd. Ik glimlach terug. We ademen water samen.
Alles komt goed.
[...]
Dan kruipt ze terug en legt haar koud geworden hand op zijn dij. Hij schrikt wakker en slaat de hand van zich af. Moeizaam kijkt hij over zijn schouder ‘Ben je hier nou nog steeds?’
‘Wat is kunst, Marcel?’ Hij laat zijn hoofd terug op het kussen vallen. Zij wurmt zich terug in haar oude positie. Een klein kusje in zijn nek. ‘Nou?’
‘Kunst...’ zegt Marcel twijfelend ‘Waarom vraag je dat?’
‘Je bent toch kunstenaar?’ Haar adem kriebelt in zijn nek. Ze heeft hem herkent.
‘Je bent mijn lievelingskunstenaar, Marcel.’ zegt ze. ‘Met je mossels.’
‘Kunst,’ zegt Marcel ‘kunst is dat jij hier ligt met mij.’
Hij kan haar niet zien maar voelt dat ze glimlacht.
[...]
No comments:
Post a Comment